Waardering:

peter de zwaanSchrijven voor de lol

Achter de debutantennaam Lia Peters gaat gerenommeerd thrillerauteur Peter de Zwaan schuil die dit keer de pen heeft gedeeld met zijn vrouw Lia Krijnen. ‘Zij heeft altijd de eindredactie van mijn boeken gedaan en het was dus een logische stap dat zij nu ook eens het tikwerk zou doen.’

 

Ruim twintig jaar geleden stuurde Peter de Zwaan zijn eerste manuscript voor een spannend boek per post naar een uitgever. Het leidde tot zijn debuut in maart 1992 met het boek Dietz. Daarna volgde een gestage stroom thrillers van de journalist die hem veel nominaties en één Gouden Strop opleverde.

Dat was toen, maar dat doet hij niet meer. ‘Ik ben nu te oud om een brief naar een uitgever te sturen’, zegt Peter de Zwaan lachend aan de eettafel in zijn huis aan de rand van Enschede.  Maar toch wist hij niet goed raad met het manuscript voor Zusjesliefde dat hij samen met zijn vrouw Lia Krijnen schreef. Hij wilde het niet bij zijn vaste uitgever Cargo onderbrengen. ‘Ik kwam de uitgever van Ellessy tegen die ik ken van kinderboeken die ik voor hem heb geschreven en hij bleef me achtervolgen met de vraag of hij het nieuwe boek mocht uitgeven. Daar hebben we uiteindelijk ja op gezegd.’

In Zusjesliefde beschrijven Peter de Zwaan en Lia Krijnen hoe drie zussen uit een roemrijk geslacht van textielbaronnen door het noodlot worden achtervolgt. De oudste zus sterft tijdens een ontvoering en nu is ook de tweede zus verdwenen en eist de ontvoerder geld van de derde zus. Die laat het er niet bij zitten. ‘Die Anna heeft niet veel met haar zussen, maar het is wel haar zús. Die derde hadden we nodig om te begrijpen waarom Anna toch haar ziel en zaligheid in de speurtocht naar haar zus stort’, vertelt Peter de Zwaan.

Waarom moest dit boek samen worden geschreven?

Krijnen: ‘We deden al heel veel samen. We werkten allebei bij de krant, Tubantia Twentsche Courant, en daarnaast deed ik al de eindredactie van de boeken van Peter. Niet alleen technisch over de d’s en t’s maar ook met suggesties over de inhoud. Zou je die persoon niet wat meer ruimte geven, moet die er niet uit.’

De Zwaan: ‘Jij zei tegen mij: Waarom schrijf je niet eens een boek dat hier in de buurt speelt. Dat is best, heb ik toen gezegd, maar dan moet jij wel meedoen. En voor je het weet ben je dan allebei aan het werk.’

Krijnen: ‘We hebben al zo lang samengewerkt.’

De Zwaan: ‘Ja, nu doe jij ook eens het tikwerk.’

Krijnen: ‘Dat is toch anders dan alleen maar zeggen dat iets anders kan. Dit is een stap verder. Een logische vervolg op wat we al deden. Ik schrijf nu ook stukken van het boek.’

De Zwaan: ‘Het was makkelijker dan in andere duo’s omdat wij al naar elkaar toe waren gegroeid. Als de twee schrijfstijlen niet aansluiten, wordt het niets.’

 

Hoe is dat schrijven gegaan? Was dat lastig?

De Zwaan: ‘Wat Lia schreef haalde ik door de machine en wat ik schreef haalde zij door die machine.’

Krijnen: ‘We moesten voorkomen dat er stijlbreuken in het boek zouden komen.’

De Zwaan: ‘Het moesten niet twee boeken worden die in elkaar zijn geschoven. We hebben er ook heel lang over gedaan. Zo’n drie jaar. Lia heeft het uiteindelijk ook ingekort. Want als je met z’n tweeën bent, wordt het automatisch langer.’

Krijnen: ‘Zoiets gaat eigenlijk vanzelf. Het groeit organisch.

De Zwaan: ‘Ja, organisch is het goede woord. Als het niet vanzelf gaat, dan wordt het een probleem. Zonder ervaring met het schrijven van boeken wordt het moeilijker. Dit zou twintig jaar geleden niet gelukt zijn.’

 

Van wie kwam het idee voor het boek?

De Zwaan: ‘Jij begon over een boek hier in de buurt. Over de textielstad. Daar begon het mee. En jij hebt ook twee zussen.’

Krijnen: ‘Ja dat klopt ook wel weer. En van het een kwam het ander.’

De Zwaan: ‘Dat was al weer vijf jaar geleden, toch?’

Krijnen: ‘Ja, we zijn weer eens in de buurt gaan kijken. Beetje rondrijden, naar huizen kijken. Dat deden we vroeger ook veel. Ik werkte op de regioredactie en dan gingen we een dagje naar de regio. Rondkijken, hoe ziet het er ook al weer uit, de sfeer proeven.’

De Zwaan: ‘Die dochters van een textielbaron verwijzen naar een rijk verleden. Zij zijn rijk gebleven, maar door het verdwijnen van de textielindustrie is de streek armer geworden.  Dat speelt in Zusjesliefde mee.’

Krijnen: ‘Die sfeer van de textiel wordt nu wel minder. De mensen die het nog hebben meegemaakt, worden oud.’

De Zwaan: ‘Het idee voor de finale is wel van mij. Dat speelt in Normandië. Een vriendin, Andrea Domburg, de actrice, kocht samen met haar man een huisje in Frankrijk. Ik ging helpen met het opknappen. Dat was in de winter, regen, koud. Andrea kwam later. Toen zij aankwam zei zij snel: Vinden jullie het heel erg als ik weer naar huis ga? Ze vond het maar niks. Nu ik dat huisje in een boek heb gebruikt, heb ik toch nog wat aan dat reisje.’

 

Was het leuk genoeg om samen te werken zodat er nog een tweede boek van Lia Peters zal volgen?

Krijnen: ‘Het was hartstikke leuk om te doen.’

De Zwaan: ‘Ik ben nu weer bezig met een boek in m’n eentje. Maar we zijn van plan er zeker nog een samen te schrijven. Maar je moet er wel een verhaal voor hebben. ‘

Krijnen: ‘Niet elk verhaal leent zich er voor.’

De Zwaan: ‘Je moet een boek niet opeens gaan veranderen. Maar zo gauw als we iets bedenken. Als jij iets bedenkt, Lia.’

Krijnen: ‘Als wij iets bedenken, dan gebeurt het ook.’

De Zwaan: ‘Je gaat er over praten, wordt enthousiast en dan moet je er ook iets mee. Als je er niets mee kan, word ik daar helemaal chagrijnig van. En zolang er geen familiedrama’s van komen, is het goed. Als je maar niet zeven keer per dag een ommetje moet maken omdat je er niet meer tegen kan.’

Krijnen: ‘Je maakt iets voor je lol. Niet omdat het zo nodig moet. Slechte producten zijn er al genoeg op de wereld. En zonder op te scheppen: dit is een goed boek geworden.’

De Zwaan: ‘Alleen maar voor de lol schrijven is natuurlijk makkelijk als je zoals ik al in de zestig bent. Maar je moet schrijven wat je zelf wilt doen. Je schrijft niet alleen maar omdat je denkt dat de lezer het leuk zal vinden. Een boek moet kloppen. Geen hoeken en gaten er in laten of losse eindjes waar niets mee gebeurt.’

Krijnen: ‘Geen deus ex machina die opeens alles oplost. Dat is irritant.’

De Zwaan: ‘Ik heb de pest aan zulke boeken. Als je leest: toen vielen alle puzzelstukjes in een keer goed. Dan weet ik genoeg. Zo’n boek leg ik meteen weg.’

Krijnen: ‘Ik houd ook niet van dat soort boeken. Of het moet zijn dat ze zó mooi zijn geschreven dat het verhaal minder belangrijk is. Mooie vondsten in de taal, geen afgebroken zinnen. Dan kan het wel.’

Jullie wonen en werken in Enschede. Nu gaat het over de textielbaronnen. In het vorige boek was de vuurwerkramp uitgangspunt. Is daar veel kritiek op gekomen?

De Zwaan: ‘Ik heb de vraag heel vaak gekregen of ik vond dat het wel kon. Ik héb er over geschreven, dus kan het. Zit er een verjaringstermijn op een ramp? Kan je er na tien jaar over schrijven? Na twintig jaar? Ik denk dat hoe groter de ramp is, hoe sneller er over kan worden geschreven. De verjaringstermijn van de Vietnamoorlog was al verlopen voordat die oorlog voorbij was want er verschenen al films en boeken over toen er nog werd gevochten. Ik heb elf jaar gewacht voordat ik er over schreef. Ik moet nog zien hoe lang het duurt voordat een Noorse schrijver over Breivik en de aanslagen in Oslo gaat schrijven.’